Rechter strooit peper in de dwaling: Vaststellingsovereenkomst blijft staan ondanks restaurantplannen werknemer
ECLI:NL:RBNHO:2024:10634
Een recente uitspraak van de kantonrechter bevestigt dat een vaststellingsovereenkomst tussen een werkgever en werknemer geldig blijft, ondanks dat de werknemer plannen maakte om een eigen restaurant te openen. De werknemer was in deze omstandigheden niet verplicht om de werkgever (spontaan) te informeren over zijn voorgenomen plannen.
De werknemer, die sinds 2020 in dienst was, viel in 2023 langdurig uit wegens ziekte. Op 10 juni 2024 sloten partijen een vaststellingsovereenkomst, waarin zij met wederzijds goedvinden overeenkwamen de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2024 te beëindigen. Enkele dagen na het sluiten van deze overeenkomst las de werkgever, in de plaatselijke krant, dat de werknemer op 6 augustus 2024 een restaurant zou openen. De werkgever vond dat de werknemer hem hierover eerder had moeten inlichten en wilde de overeenkomst vernietigen voor het gedeelte van de vaststellingsovereenkomst waaruit volgde dat hij enige betaling aan de werknemer moest voldoen. Dit onder het argument van dwaling, wat betekent dat hij de overeenkomst zou zijn aangegaan op basis van een onjuiste voorstelling van zaken.
De kantonrechter oordeelde als volgt. In de rechtspraak wordt aangenomen dat een zelfstandige mededelingsplicht van de werknemer slechts dan aan de orde is, wanneer hem een concreet en op details uitgewerkt aanbod tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst is gedaan. Omdat de werknemer geen vast inkomen genereerde en zijn restaurant nog niet geopend was ten tijde van ondertekening van de overeenkomst, hoefde hij zijn toekomstplannen niet uit eigen beweging te melden. Bovendien bleek dat de werknemer nog wachtte op een exploitatievergunning, die pas later werd verleend.
Verder oordeelde de rechter dat de vaststellingsovereenkomst is bedoeld om het dienstverband definitief te beëindigen, zonder onzekerheden achteraf. Indien voor een werkgever in het kader van een vaststellingsovereenkomst informatie over eventueel zicht op ander werk dermate essentieel is, ligt het op de weg van de werkgever om de werknemer op enig moment gedurende de onderhandelingen daarop te wijzen en daarnaar te vragen.
Gezien deze omstandigheden wees de rechter een beroep op dwaling en de buitengerechtelijke vernietiging van de vaststellingsovereenkomst door de werkgever af. Naar het oordeel van de kantonrechter was van bedrog en/of dwaling dan ook geen sprake.
Meer weten? Bel Kaper Nooijen Advocaten. Wij weten hoe het zit.