Vragen aan de Hoge Raad: is Beroepsopleiding Advocaten noodzakelijke scholing?
De beroepsopleiding advocatuur heeft momenteel te maken met juridische vraagstukken over het studiekostenbeding. Het gerechtshof heeft de Hoge Raad gevraagd of deze opleiding gezien kan worden als noodzakelijke scholing onder artikel 7:611a BW, waardoor de kosten mogelijk door de werkgever moeten worden gedragen. Dit kan grote gevolgen hebben voor zowel werkgevers als stagiair-advocaten.
Casus
Een werkneemster is sinds 1 juni 2022 in dienst als advocaat-stagiaire op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De overeenkomst bevat enkele ontbindende voorwaarden, waaronder de verplichting dat de werkneemster uiterlijk op 1 december 2025 de beroepsopleiding met succes afrondt. Ook is er een studiekostenbeding opgenomen. Na haar ontslag op staande voet op 19 mei 2023, vordert de werkgever de opleidingskosten terug. De kantonrechter verklaart het studiekostenbeding nietig en wijst de vordering af, waarna de partijen in hoger beroep een schikking treffen.
Oordeel rechter
De Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) heeft het hof verzocht te bepalen dat zij zich als belanghebbende mag mengen in de procedure. Tevens verzoekt NOvA in het belang van rechtseenheid en rechtszekerheid, prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. De vraag rijst of uit artikel 7:611a lid 1 BW of wellicht uit de Advocatenwet volgt dat de werkgever verplicht is de werkneemster in staat te stellen de Beroepsopleiding Advocatuur te volgen.
Het hof heeft daarom de volgende prejudiciële vragen stellen aan de Hoge Raad:
Kan de Beroepsopleiding Advocatuur worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire, zodat de werkgever in beginsel op grond van artikel 7:611a lid 1 BW gehouden is de advocaat-stagiaire in staat te stellen deze opleiding te volgen?
Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, vloeit daar dan uit voort dat een werkgever op grond van artikel 7:611a lid 2 BW gehouden is om de Beroepsopleiding Advocatuur telkens kosteloos aan te bieden aan zijn werknemers die de functie van advocaat stagiaire bekleden?
Vormen de Advocatenwet en de Verordening op de advocatuur een specifieke grondslag volgens artikel 7:611a lid 2 BW voor kosteloze verstrekking van deze opleiding?
Voor de praktijk
De prejudiciële vragen die aan de Hoge Raad zijn gesteld in deze casus kunnen een significante impact hebben op de praktijk, met name in de advocatuur en mogelijk ook in bredere arbeidsrechtelijke contexten. Op 22 oktober zijn de prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Gelet op de voorrang die de Hoge Raad aan dergelijke procedures geeft, verwachten we dat een uitspraak zal volgen in de eerste helft van 2025. We volgen de ontwikkelingen nauwgezet en zullen u bij nieuwe stappen of belangrijke voortgangen direct op de hoogte stellen.
Blijf op de hoogte. Volg Kaper Nooijen op LinkedIn of Instagram.