Ziekte en vakantie in het algemeen

Supervervelend, uitgerekend ziek worden als je vakantie hebt.
Hoe zit dat dan eigenlijk?

 

Tegen het einde van de zomervakantie behandelen we in een themareeks een aantal verschillende situaties waarin ziekte en vakantie samenlopen. In dit artikel bespreken we ziekte en vakantie in het algemeen.

Vakantie is belangrijk voor iedere werknemer om tot rust te kunnen komen. Vakantiedagen hebben namelijk een zogenaamde recuperatiefunctie, dit wil zeggen dat vakantiedagen bedoeld zijn om een werknemer uit te laten rusten of bij te laten komen van het werk. Het recht op vakantie met behoud van loon is Europeesrechtelijk neergelegd in art. 7 lid 1 van Richtlijn 2003/88/EG. Het recht op vakantie dient twee doelen, namelijk:

 

  1. Het in staat stellen van de werknemer om uit te rusten van de werkzaamheden;

  2. Het beschikken over een periode van ontspanning en vrije tijd door de werknemer.

 

Wettelijke verlofdagen

Het Nederlandse arbeidsrecht kent twee soorten vakantiedagen. Op grond van art. 7:634 lid 1 BW heeft iedere werknemer recht op vakantie van ten minste vier maal de overeengekomen arbeidsduur per week, oftewel de wettelijke vakantiedagen. Een werknemer met een fulltime dienstverband (40 uur per week) heeft dus wettelijk recht op minimaal 160 uur vakantie per jaar. Een werkgever dient een werknemer jaarlijks in de gelegenheid te stellen om deze vakantiedagen op te nemen. Wettelijke vakantiedagen vervallen op grond van art. 7:640a BW zes maanden na het kalenderjaar waarin de wettelijke vakantiedagen zijn opgebouwd. Deze minimumvakantiedagen vervallen echter niet zes maanden na het einde van het kalenderjaar als de werknemer door ziekte niet redelijkerwijs in staat is geweest deze op te nemen. De zieke werknemer mag zijn vakantie opnemen tijdens het ziekteverlof, maar wanneer de werknemer zijn vakantie wil opnemen tijdens de periode buiten het ziekteverlof moet hem deze mogelijkheid ook worden geboden (HvJ EU 10 september 2009, ECLI:EU:C:2009:542 Vicente Pereda). Een zieke werknemer kan namelijk niet gedwongen worden vakantie op te nemen indien hij daar redelijkerwijs niet toe in staat is. De zieke werknemer bouwt gedurende het gehele ziekteverlof wettelijke vakantierechten op. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat hij gedurende die periode aanspraak had op loon.

 

Bovenwettelijke verlofdagen

Naast de wettelijke vakantiedagen kan een werknemer ook recht hebben op bovenwettelijke vakantiedagen. De vakantiedagen die een werknemer ontvangt bovenop het minimale wettelijk geregelde aantal vakantiedagen, worden aangemerkt als bovenwettelijke vakantiedagen. Deze kunnen worden vastgelegd in de arbeidsovereenkomst, het personeelshandboek of de van toepassing zijnde cao. Bovenwettelijke vakantiedagen verjaren op grond van art. 7:642 BW vijf jaar na het kalenderjaar waarin deze zijn opgebouwd. Een zieke werknemer bouwt in principe tijdens zijn ziekteverlof ook bovenwettelijke vakantierechten op, maar hiervan kan worden afgeweken in de CAO. Ten aanzien van bovenwettelijke vakantiedagen heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verjaring niet wordt onderbroken door arbeidsongeschiktheid van een werknemer (HR 25 september 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4236).

Vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap is het aan te raden om als werkgever je werknemers te stimuleren om vakantie op te nemen. Alhoewel het opnemen van vakantie de verantwoordelijkheid van de werknemer is, ben je als werkgever wel verplicht om een werknemer in de gelegenheid de stellen om vakantie op te nemen. Uit het Max-Planck arrest (HvJEU 6 november 2018, ECLI:EU:C:2018:874) volgt dat van een werkgever verwacht mag worden dat zij er concreet en in alle transparantie voor zorgt dat een werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om vakantie met behoud van loon op te nemen. Het is aan een werkgever om werknemers er tijdig op te wijzen dat de wettelijke vakantiedagen aan het einde van die zes maanden vervallen. Je hebt als werkgever dus een actieve zorg- en informatieplicht richting werknemers.

Uit het recente arrest van de Hoge Raad van 23 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:955) blijkt dat deze rechtspraak ook voor de langere verjaringstermijn van de bovenwettelijke vakantiedagen van toepassing is. De Hoge Raad heeft besloten dat de regel dat werkgevers informatie moeten verstrekken, volgens de Max-Planck-norm, ook geldt voor de verjaringstermijn zoals vastgelegd in artikel 7:642 BW. Sinds het Max-Planck-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie is het niet langer vanzelfsprekend dat vakantiedagen automatisch komen te vervallen op basis van de wettelijke termijn van artikel 7:640a BW. Het is de verantwoordelijkheid van een werkgever om werknemers 'duidelijk en tijdig' te informeren over het feit dat vakantiedagen zullen vervallen als ze niet binnen een bepaalde termijn worden opgenomen. Als de werkgever hierin verzuimt, kan zij geen gebruik maken van de wettelijke verval- en verjaringstermijnen.

Werkgevers kunnen uit deze uitspraken de conclusie trekken dat het belangrijk is om actief haar werknemers in de gelegenheid te stellen om het minimum aantal vakantiedagen op te nemen. Indien dit niet wordt gedaan door de werkgever, kan het zomaar zijn dat vakantiedagen niet verjaren en de werknemer met terugwerkende kracht een beroep kan doen op de uitbetaling van de vakantiedagen.

Heb je hier vragen over of wil je advies? Bel Kaper Nooijen Advocaten. Wij weten hoe het zit!